Lera(a)res met hart en ziel

Lera(a)res met hart en ziel

Lera(a)res met hart en ziel

Ik was 27 jaar toen ik begon met lesgeven in het voortgezet onderwijs. In die tijd werd je gewoon voor een klas gezet. Je moest je er maar mee redden. Ik was onzeker, had wel vakdidactiek gehad en stagegelopen maar had nog nauwelijks alleen voor een groep gestaan. Ik besloot streng te zijn en alles wat me niet aanstond direct aan te pakken. Ik merkte al snel dat door mijn autoritaire gedrag weerstand ontstond. De verhouding met mijn leerlingen werd steeds slechter en ik werd geregeld boos als ik voor de klas stond. Na enige tijd realiseerde ik me dat mijn aanpak niet werkte. Ik zag in dat ik de meeste leerlingen best heel aardig vond en dat ik gewoon bang was dat ze niet zouden doen wat ik wilde. Daarna ging het veel beter. Ik investeerde in het contact en dat was de sleutel. Maar toch, die leerling die dwarslag en niet deed wat ik wilde bleef ik met enige regelmaat tegenkomen. Met behulp van hem of haar kon ik mijn leerproces vervolgen. Ik werd me ervan bewust dat lesgeven prachtig is maar ook ingewikkeld. Ik zag in dat ik voor een intensief en veeleisend beroep had gekozen. Het goed overbrengen van de leerstof is al een uitdaging omdat leerlingen onderling zo verschillend zijn. Daarnaast heb je ook nog te maken met de lastige leerling of zelfs een lastige klas. Dat doet van alles met je als docent. Er kan een bijzondere dynamiek ontstaan die bepaald niet helpend is. Het kostte me jaren om dat goed helder te krijgen. Juist toen had ik de steun van collega’s hard nodig maar moest ik vaststellen dat die er maar zelden was.

 

In die tijd dacht ik al veel na over de impact die mijn lessen hadden op mijn leerlingen. Ik wilde natuurlijk heel graag dat ze veel zouden leren maar ik had eigenlijk geen idee of dat zo was. Uitsluitend met behulp van toetsresultaten trok ik conclusies over het leerrendement en als dat tegenviel was ik geneigd de oorzaak daarvan bij de leerlingen te leggen.

 

Ik heb vorig jaar na een lange periode weer eens lesgegeven aan eindexamenklassen. Ik merkte dat ik de vakinhoudelijke automatismen een beetje was kwijtgeraakt en dat ik me nu veel meer richtte op het resultaat van mijn handelen. Ik deed mijn best de vorderingen van elke leerling te bewaken en probeerde met individuele feedback elke leerling verder te helpen. Het nadenken daarover en het raadplegen van relevante literatuur leidde tot een aantal overwegingen.

 

Psychologische basisbehoeften

 

Er zijn vier basisbehoeften die vervuld moeten zijn om tot leren te komen: competentie, autonomie, relatie en last but not least veiligheid. Deze behoeften zijn een voorwaarde om intrinsieke motivatie te ontwikkelen. Het is onmogelijk om deze motivatie rechtstreeks te beïnvloeden. Wel kun je een context creëren die het groeien daarvan stimuleert (Martens: leerlingen intrinsiek motiveren). In die context ligt je invloed.

 

Competentie betekent dat de leerling het gevoel heeft dat hij iets kan, autonomie wil zeggen dat er iets te kiezen valt, relatie betekent dat je je als leerling gezien en erkend voelt en veiligheid betekent: ik voel me in deze situatie op mijn gemak en als ik een keer iets verkeerd doe, is dat helemaal niet erg. Daarbij is het belangrijk je te realiseren dat een sociale (leer) omgeving gebaseerd op competitie gevoelens van onveiligheid in de hand werkt. En met al onze toetsen die bepalen of je wel of niet verder mag, is er heel vaak sprake van competitie. Daar kunnen leerlingen veel last van hebben. Er vindt een voortdurende afrekening plaats en die zet leerlingen onder druk. En dat heeft weer invloed op hun gedrag. Als het cijfer tegenvalt, is dat een voedingsbodem voor de overtuiging: ik ben niet goed genoeg. In een wereld die vraagt om prestaties en succes is dat een conclusie die elk zelfvertrouwen aanvreet en ondermijnt. Daarom schrok ik ervan dat ook ik de neiging had de verantwoordelijkheid voor een slecht cijfer bij de leerling te leggen.

 

Ingewikkeld

 

Toen ik vorig schooljaar weer voor de klas stond merkte ik dat ik het lesgeven best ingewikkeld vond. Over het algemeen speelde mijn vakkennis daarbij geen grote rol. Die bleek nog prima op orde.  Ik beschikte ook nog wel over didactisch/pedagogische kennis en vaardigheden. Het vermogen naar mezelf te kijken, te reflecteren en me kwetsbaar op te stellen bleken de grootste uitdaging te vormen. Het ging steeds om de vraag: als de relatie met een leerling moeizaam is, wat kan ik daar dan aan doen? Het vroeg van mij de bereidheid me te verplaatsen in de leerling en de vraag te stellen: wat is er met hem of haar aan de hand, wat is mijn aandeel in deze relatie, dat te overdenken en indien nodig bespreekbaar te maken. En daar was moed voor nodig. Voordat ik het wist legde ik het probleem bij de leerling als ik niet bereikte wat ik wilde: hij werkt niet, zij heeft het niveau niet etcetera.

 

Uitdaging

 

Ik geloof dan ook dat daar mijn uitdaging zit als ik merk dat mijn onderwijs niet het gewenste resultaat oplevert: rustig naar mezelf kijken en wegen zoeken om in contact te komen en met de leerling te onderzoeken wat er niet goed gaat. Mijn eigen angsten overwinnen en me er bewust van zijn dat ik graag wil dat ik succes heb, dat mijn leerlingen veel leren en enthousiast zijn. Dat ik bang ben dat dit niet lukt. Dat signalen die daarop wijzen bij mij weerstand oproepen en dat ik daar vervolgens mee moet omgaan. Ik kan de samenwerking tussen mij en mijn leerlingen steeds verder ontwikkelen. En als dat moeizaam gaat, kan ik het initiatief nemen om tot verbetering te komen. Dat initiatief is mijn verantwoordelijkheid omdat ik als leraar volwassen ben, levenservaring heb opgedaan en over het algemeen verder ben dan de leerlingen die aan mij zijn toevertrouwd.

 

Ik geloof dat het mij helpt als ik daarbij mijn passie inzet: de passie voor het onderwijzen van jonge mensen en die voor mijn vak. De leerlingen elke les weer laten voelen waarom het belangrijk is wat ze van mij leren en ze laten voelen dat ik om ze geef. Bij iedereen zoeken naar ingangen om te leren. Gerichte feedback geven waarmee ze verder kunnen. Ervoor zorgen dat ze zelfvertrouwen ontwikkelen omdat ze met behulp van mijn feedback en feedforward verder komen en uiteindelijk voelen dat ze hun succes vooral aan zichzelf te danken hebben. Mijn uiterste best doen om hen de schoonheid van mijn vak te laten ervaren. Contact maken vanuit mijn hart. Elke les weer.

 

Investeren

 

Ik ben me er ook bewust van geworden wat mijn negatieve oordeel over een leerling met hem of haar doet. Het gaat helemaal vanzelf: in de docentenkamer praten over een leerling en benadrukken dat er aan hem of haar van alles mankeert. Ook al spreek ik dat oordeel niet naar die leerling uit, mijn handelen t.o.v van hem of haar wordt erdoor beïnvloed. Wat ik dan doe is het afschrijven van iemand op basis van mijn eigen onvermogen om tot resultaat te komen. Ik zend een boodschap uit dat een leerling dom is, lui is, het niet kan, met alle gevolgen van dien. En ook als ik dat niet uitspreek, zal de leerling voelen dat ik dat vind. Dan is de kans op echt contact verkeken.

 

 

 

Zo word ik me ervan bewust dat ik elke keer weer bereid wil zijn om te investeren, om wil gaan met teleurstellingen als ik niet bereik wat ik wil, moet kijken naar wat ik anders kan doen. Dat ik het niet opgeef als het moeilijk is. Dat het belangrijk is naar mijn rol te kijken, raad te vragen aan collega’s, in contact te blijven met de leerling, hem aan te moedigen en te steunen waar nodig.

 

En de leerling dan? Natuurlijk, ik wil dat hij ook een bijdrage levert, zich inzet en meedoet. Dat mag ik uiteraard van hem vragen. Maar soms lukt dat niet. Er speelt iets waardoor hij niet doet wat ik van hem vraag. Daar kunnen allerlei redenen voor zijn. Dan wordt het spannend. Dan is mijn investering cruciaal. Ook als ik me stoor aan zijn gedrag. Het vraagt om flexibiliteit, creativiteit, mededogen en liefdevol grenzen aangeven.

 

Echt contact

 

Wanneer een leerling voelt dat ik echt in hem geïnteresseerd ben is het vaak mogelijk weerstanden te overwinnen. Daarvoor is echt contact een voorwaarde; een luisterend oor, ruimte geven binnen mijn grenzen en geloven in de jonge mensen met wie ik te maken heb juist als het ongemakkelijk is. Omdat voor elkaar te krijgen hebben we elkaar als onderwijsgevenden heel hard nodig. Met elkaar daarover het gesprek aangaan helpt enorm. Elkaar laten zien dat we allemaal die lastige leerling tegenkomen waar we niets mee kunnen. Daarover uitwisselen met onze passie voor onderwijs als motor. In die gezamenlijkheid ligt een bron van wijsheid.

Share: